Uitleg kruimelregeling in relatie tot Besluit m.e.r.
Hoe moet de uitzonderingsbepaling in artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht worden gelezen? Is deze van toepassing als sprake is van een van de activiteiten zoals genoemd in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage of is daarvoor ook vereist dat aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarde wordt voldaan? De Raad van State beantwoordde deze vraag in een uitspraak van 3 mei 2017 (201604869, ECLI:NL:RVS:2017:1192).
Juridisch kader
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) (kruimelregeling) kan een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik worden verleend.
Voor de onderdelen 9 en 11 van artikel 4 van bijlage II van het Bor geldt een uitzonderingsbepaling. Deze bepaling is opgenomen in artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Bor. Dit artikellid bepaalt dat artikel 4, onderdelen 9 en 11, niet van toepassing zijn op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
Oordeel van de rechter
De uitzonderingsbepaling in artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Bor is van toepassing als sprake is van een activiteit zoals genoemd in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Daarvoor is niet ook vereist dat aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarde wordt voldaan.
Dit volgt uit het oordeel van de Raad van State gelezen in samenhang met de uitspraak van de rechtbank in deze zaak (rechtbank Midden-Nederland 19 mei 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2742). Daarin zijn onder andere de volgende overwegingen opgenomen:
- Artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Bor spreekt over de ‘activiteit’. Daarmee wordt direct verwezen naar kolom 1 en niet naar kolom 2, welke kolom handelt over ‘gevallen’ (drempelwaarden), van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit m.e.r.
- In de toelichting op artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Bor is overwogen dat bij het formuleren van de uitzonderingsbepaling is geabstraheerd van de vraag of het ook gaat om een aangewezen geval waarin de m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht geldt alsmede om een aangewezen besluit. Dit is geregeld in de kolommen 2 en 4 van onderdeel C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.
- Ook is in geval van een m.e.r.-beoordelingsplicht geabstraheerd van de vraag of het bevoegd gezag ook feitelijk heeft besloten dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
- Hiermee wordt – aldus de toelichting op artikel 5, zesde lid, van bijlage II van het Bor – een duidelijk criterium geboden om te bepalen of artikel 4, onderdelen 9 en 11, van bijlage II van het Bor al dan niet van toepassing zijn.
Dit betekent dat als sprake is van een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit m.e.r., artikel 4, onderdelen 9 en 11, van bijlage II van het Bor niet van toepassing is. Er kan dan geen omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2, Wabo in samenhang met artikel 4 van bijlage II van het Bor. Mogelijk kan wel een omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, Wabo.
mw. mr. Franca Damen