Wob-verzoek PAS-meldingen: wat te doen?

Bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn alle PAS-meldingen opgevraagd. Daarvoor is een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend. Het Wob-verzoek ziet op alle PAS-meldingen die zijn gedaan in het AERIUS Register. Bedrijven die een PAS-melding hebben gedaan, ontvangen hierover bericht van het ministerie. In dit artikel kunt u hierover meer lezen en een voorbeeld voor een zienswijze downloaden.

Verloop Wob-verzoek

Als iemand een Wob-verzoek heeft ingediend bij de overheid, dan neemt de overheid hierover contact op met de betrokkenen. Dat geldt nu dus voor alle bedrijven, zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven, die een PAS-melding voor hun bedrijf hebben gedaan.

De overheid laat de betrokken bedrijven weten waarvoor een Wob-verzoek is ingediend (PAS-melding) en welke informatie de overheid naar aanleiding daarvan al dan niet openbaar wil maken. De betrokken bedrijven kunnen naar aanleiding hiervan een zienswijze indienen. Zij kunnen in die zienswijze hun bezwaren over de voorgenomen openbaarmaking van de informatie kenbaar maken.

Vervolgens zal de overheid een besluit nemen over het Wob-verzoek en de informatie al dan niet openbaar maken. Als de overheid bezwaren tegen de openbaarmaking verwacht, wacht de overheid soms enkele weken met het openbaar maken van de informatie. In de tussentijd kunnen betrokkenen dan desgewenst via de rechter proberen om openbaarmaking te voorkomen.

Informatie openbaar?

Het uitgangspunt van de Wob is dat bij de overheid aanwezige informatie openbaar is, tenzij sprake is van een in de wet genoemde weigeringsgrond. Bij sommige weigeringsgronden mag informatie nooit openbaar worden gemaakt en bij sommige weigeringsgronden moet worden beoordeeld of het belang van openbaarheid zwaarder weegt of het belang dat wordt gediend met de weigering. Als geen sprake is van een weigeringsgrond, moet de informatie openbaar worden gemaakt.

Uit de rechtspraak volgt dat veel gegevens openbaar moeten worden gemaakt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor bedrijfsadresgegevens en verschillende bedrijfsnummers, tenzij er sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor dierenrechtenactivisme. Woonadresgegevens hoeven daarentegen niet openbaar gemaakt te worden vanwege de eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Meer informatie hierover kunt u lezen in drie recente artikelen die ik hierover schreef: ‘Wob-verzoek veehouderij: dieraantallen openbaar?’, ‘Privacy vogelvrij voor dierenactivisten’ en een annotatie in het Tijdschrift voor Agrarisch Recht.

Zienswijze

Bedrijven die bezwaar hebben tegen het openbaar maken van hun PAS-melding kunnen hierover een zienswijze indienen bij het ministerie. Het is in ieder geval raadzaam om in die zienswijze aan te geven dat u het niet eens bent met het openbaar maken van persoonlijke gegevens in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dat geldt ook, indien van toepassing, voor de gegevens van degene die de PAS-melding voor u heeft ingediend.

U kunt hier een voorbeeld voor een zienswijze downloaden. U kunt de zienswijze desgewenst natuurlijk aanvullen met andere punten.

mw. mr. Franca Damen

Wob-verzoek veehouderij: dieraantallen openbaar?

Regelmatig worden bij de overheid gegevens over veehouderijen opgevraagd, zo ook dieraantallen. Moet de overheid dieraantallen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verstrekken? Of zijn dieraantallen geen Wob-gegevens? Rechtbank Amsterdam heeft daarover op 12 september 2018 een interessante uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBAMS:2018:6809).

In deze uitspraak is de vraag aan de orde of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de volgende gegevens moest verstrekken:

  • dieraantallen en aantallen huisvestingsplaatsen;
  • adresgegevens;
  • KvK-nummer, bedrijfsrelatienummer en overige registratienummers.
Juridisch kader

Voor het beantwoorden van deze vraag zijn de volgende onderdelen van artikel 10 Wob van belang:

“1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: (…)

c. bedrijfs-en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; (…).

2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: (…)

e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; (…)

g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. (…)

4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.”

Wat onder milieu-informatie wordt verstaan, staat in artikel 19.1a Wet milieubeheer.

Milieu-informatie

Als er sprake is van milieu-informatie, dan geldt als uitgangspunt dat de overheid deze informatie moet verstrekken. Dat blijkt uit artikel 10, vierde lid, Wob.

Ook als die milieu-informatie bijvoorbeeld vertrouwelijke bedrijfs-en fabricagegegevens betreft, geldt het uitgangspunt dat deze informatie moet worden verstrekt:

  • als de milieu-informatie betrekking heeft op emissies in het milieu, moet de informatie worden verstrekt;
  • als de milieu-informatie geen betrekking heeft op emissies in het milieu, dan hoeft de informatie alleen te worden verstrekt als het belang van openbaarmaking zwaarder weegt dan het belang van het beschermen van de vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens.

Het is dus belangrijk om te beoordelen:

  • of er sprake is van milieu-informatie én
  • of de milieu-informatie betrekking heeft op emissies in het milieu (emissiegegevens).
Dieraantallen

In de uitspraak van 12 september 2018 heeft de rechtbank allereerst vastgesteld dat dieraantallen en aantallen huisvestingsplaatsen milieu-informatie zijn. Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of de verzochte dieraantallen en aantallen huisvestingsplaatsen als emissiegegevens zijn aan te merken.

Voor die beoordeling is van belang of de aantallen verband houden met besluitvorming waaraan een beoordeling over emissies in het milieu ten grondslag lag, zoals een omgevingsvergunning milieu. Dit blijkt uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 23 november 2016 (ECLI:EU:C:2016:889). In die uitspraak heeft het Hof namelijk het volgende overwogen:

Teneinde zich ervan te kunnen vergewissen dat de beslissingen van de op milieugebied bevoegde autoriteiten gerechtvaardigd zijn en om doeltreffend deel te nemen aan het besluitvormingsproces inzake milieuaangelegenheden, dient het publiek echter toegang te hebben tot de informatie die het in staat stelt na te gaan of de emissies correct zijn beoordeeld, en dient het in staat te worden gesteld redelijkerwijs te begrijpen hoe bedoelde emissies het milieu negatief kunnen beïnvloeden.”

Er moet ook worden opgelet voor een te ruime uitleg van het begrip ‘informatie over emissies in het milieu’. Een te ruime uitleg zou namelijk:

“de mogelijkheid (…) voor de instellingen om te weigeren milieu-informatie openbaar te maken omdat een dergelijke openbaarmaking zou leiden tot de ondermijning van de bescherming van commerciële belangen van een bepaalde natuurlijke of rechtspersoon, elke nuttige werking ontnemen en een bedreiging vormen voor het evenwicht dat de Uniewetgever heeft willen verzekeren tussen de doelstelling van transparantie en de bescherming van die belangen. Zij zou ook op onevenredige wijze afbreuk doen aan de bescherming van de door artikel 339 VWEU gewaarborgde geheimhoudingsplicht.”

Het is dus niet de bedoeling om alle milieu-informatie als emissiegegevens aan te merken.

In de uitspraak van 12 september 2018 was de conclusie dat de dieraantallen en aantallen huisvestingsplaatsen wel milieu-informatie zijn, maar geen emissiegegevens. De aantallen waren namelijk opgenomen in rapportages van de NVWA naar aanleiding van controles en hielden geen verband met besluitvorming waaraan een beoordeling over emissies in het milieu ten grondslag lag.

Adresgegevens

Woonadresgegevens zijn geen milieu-informatie. Deze adresgegevens hoefde de Minister van LNV vanwege het belang van eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners naar het oordeel van de rechtbank niet openbaar te maken.

KvK-nummer en registratienummers

Bedrijfsadresgegevens, KvK-nummers, bedrijfsrelatienummers en andere registratienummers zijn ook geen milieu-informatie. Deze gegevens hoefde de Minister van LNV vanwege het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling naar het oordeel van de rechtbank niet openbaar te maken. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat het hier gaat om de pelsdierhouderij, waarover de Raad van State eerder een uitspraak heeft gedaan.

mw. mr. Franca Damen

Weigeren Wob-verzoek vanwege dierenrechtenactivisme

Als sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor dierenrechtenactivisme mag het bevoegd gezag weigeren om een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur af te wijzen. Dit oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1282).

Deze uitspraak gaat over het verzoek van Stichting Animal Rights aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om openbaarmaking van een boeterapport betreffende een nertsenhouderij. De Minister heeft dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd. De nertsenhouder heeft hiertegen zijn bezwaren ingediend, omdat hij vreest dat openbaarmaking van het boeterapport zal leiden tot onevenredige benadeling in verband met dreigend dierenrechtenactivisme.

Anders dan de Minister en de rechtbank geeft de Raad van State de nertsenhouder gelijk. De Minister heeft naar het oordeel van de Raad van State namelijk onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat Stichting Animal Rights, die weet op wie het boeterapport betrekking heeft, dat rapport zal publiceren zodat de inhoud daarvan herleidbaar wordt. Ook maakt de in het boeterapport opgenomen beschrijving van een door Stichting Animal Rights gemaakte en op haar website gepubliceerde video-opname, het mogelijk de inhoud van het rapport te relateren aan de nertsenhouderij. Bovendien is de nertsenhouder na eerdere publicatie van de video-opname geconfronteerd met een reële dreiging van dierenrechtenactivisme.

De Raad van State heeft hierbij verder in aanmerking genomen dat de nertsenhouderij bekend is met incidenten van dierenrechtenactivisme. De vrees voor dierenrechtenactivisme is dan ook gerechtvaardigd. De Minister heeft daarom niet in redelijkheid kunnen besluiten om het boeterapport (gedeeltelijk) openbaar te maken. De Raad van State wijst het verzoek van Stichting Animal Rights daarom alsnog af.

mw. mr. Franca Damen

Documenten derogatieonderhandelingen niet openbaar

De Staatssecretaris van Economische Zaken behoeft documenten en correspondentie tussen het Ministerie van Economische Zaken en de Europese Commissie aangaande de aanvraag voor derogatie van de Nitraatrichtlijn voor de periode 2014-2017 niet openbaar te maken. Dit oordeelde rechtbank Den Haag in een uitspraak van 19 januari 2017, gepubliceerd op 3 februari 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:434).

In de Wet openbaarheid van bestuur is bepaald dat een ieder informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan verzoeken bij een bestuursorgaan.

Het verstrekken van deze informatie blijft onder andere achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en met andere internationale organisaties. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat hiermee wordt beoogd te voorkomen dat de wettelijke plicht tot het verstrekken van informatie tot gevolg zou hebben dat de Nederlandse internationale betrekkingen schade zouden kunnen lijden.

Voor het toepassen van deze bepaling is voldoende dat men als gevolg van het verschaffen van informatie voorziet dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen. Daarvoor zijn concrete aanwijzingen nodig. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als aan Nederland uitdrukkelijk te verstaan is gegeven dat op de vertrouwelijkheid van de desbetreffende documenten wordt gerekend. Bovendien kan uit de aard en inhoud van de gevraagde informatie zelf volgen dat die voor de andere staat of internationale organisatie vertrouwelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het openbaar maken van de gevraagde stukken schadelijk is voor de onderhandelingspositie van de Europese Commissie en Nederland in het kader van derogatie van de Nitraatrichtlijn. Als de stukken namelijk openbaar worden gemaakt, is het ook voor andere lidstaten inzichtelijk welke concessies de Europese Commissie heeft gedaan voor Nederland.

Andere lidstaten zouden daarvan gebruik kunnen maken in toekomstige onderhandelingen met de Europese Commissie. Dat is schadelijk voor de onderhandelingspositie van de Europese Commissie en Nederland. Bovendien kan inzicht in het onderhandelingsverloop ook tot gevolg hebben dat lidstaten anders zullen stemmen bij een volgende derogatieaanvraag van Nederland.

Gelet hierop heeft de Staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit de aard en inhoud van de gevraagde informatie zelf volgt dat die voor de Europese Commissie vertrouwelijk is.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid het belang van de internationale betrekkingen zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang bij het openbaar maken van de gegevens. De Staatssecretaris behoefde de documenten over de derogatieonderhandelingen dus niet openbaar te maken.

mw. mr. Franca Damen

Belanghebbende bij verzoek om openbaarmaking geheimgehouden stukken

Degene die verzoekt om openbaarmaking van documenten waarvan geheimhouding is opgelegd, moet als belanghebbende worden aangemerkt. Het verzoek om openbaarmaking moet bovendien tevens worden opgevat als verzoek om opheffing van de geheimhouding. Dit oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 23 november 2016 (201507807, ECLI:NL:RVS:2016:3140).

De Raad van State wijkt hiermee af van eerdere rechtspraak. Eerder oordeelde de Raad van State namelijk dat besluiten tot het opleggen van geheimhouding en tot het weigeren van de opheffing daarvan primair zijn gericht tot de leden van de raad. Het is namelijk de raad die op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding kan opleggen.

Besluiten tot het opleggen van geheimhouding en tot het weigeren van de opheffing daarvan hebben dus rechtsgevolgen voor de leden van de raad. Daarom zijn zij belanghebbend bij deze besluiten.

Maar er kan niet in algemene zin worden uitgesloten dat ook andere (rechts)personen belanghebbend zijn bij die besluiten. Dat kan het geval zijn als (rechts)personen een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door deze besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt.

In zijn uitspraak van 23 november 2016 heeft de Raad van State overwogen dat degene die verzoekt om openbaarmaking van documenten waarvan – ingevolge artikel 25 van de Gemeentewet – geheimhouding is opgelegd, als belanghebbende moet worden aangemerkt. Een verzoek om openbaarmaking van documenten waarvan geheimhouding is opgelegd, moet namelijk altijd tevens worden opgevat als verzoek om opheffing van die geheimhouding.

Dat betekent dat degene die het verzoek indient zowel belanghebbende is bij het besluit op het verzoek om openbaarmaking als bij het besluit op verzoek om opheffing van de geheimhouding.

mw. mr. Franca Damen

1 2